vrijdag 1 juni 2012

Pesthuis

Men dacht dat de pest werd verspreid door 'bedorven en besmette lucht'. Daarom brandde men in de straten tonnen met pek en soms ook kruiden. De rook moest de besmette lucht verdrijven. Vanaf de 16e eeuw verschijnen er , vanzelfsprekend buiten de stad, zogenoemde pesthuizen, waar pestlijders werden ondergebracht. Een pestmeester droeg een lange jas en een masker dat leek op een pinguïnsnavel. Dit masker was gevuld met kruiden om de kwade dampen tegen te gaan. Veel toegepaste behandelingen bij pestlijders waren zweetkuren, aderlatingen en klisteren en het uitsnijden van pestbuilen. Deze middelen haalden niets uit: het ging immers om een bacterie waar alleen antibiotica tegen geholpen zou hebben. Sterker nog, het uitsnijden van pestbuilen kon ertoe leiden dat anderen besmet raakten omdat in een pestbuil de concentratie pestbacillen het hoogst was.

Hoewel artsen en bestuur machteloos waren, kondigde men wel voortdurend maatregelen af. Deze waren gebaseerd op verkeerde veronderstellingen, maar dat zou pas achteraf blijken. Zo moest in Amsterdam in 1534 aan elk huis waar iemand aan de pest overleden was, zes weken lang een bos stro worden gehangen. Op die manier konden voorbijgangers zien dat in dat huis pest heerste en het huis mijden. In 1602 werden pruimen, spinazie en komkommers verboden,  net als het bewaren van de bladeren van wortels en radijzen, omdat men dacht dat de besmetting daarop het meest hechtte.
Boven de ingang van Naturalis hangt de bovenstaande versiering. De ingang blijkt de ingang van het vroegere Pesthuis van Leiden te zijn.
Om meer te weten over de pest is internet heel handig. Van een bacil verspreid door een rat tot een muisklik is maar vierhonderd jaar.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten